Raadsel.
Het is te druk om veel te bloggen.Gisteren werd er gemaaid, ik ben begonnen om 14.00 met het gras openschudden, en dat ging zo door tot vannacht 01.00 uur. Nu ligt alles dus open en kan drogen.
Vandaag weer alles opnieuw schudden, ik denk dat in ongeveer 7 uur te kunnen doen
In die 10 uur dat ik gisteren op de traktor bezig was kwam er een raadseltje in me op:
Wat is "een minnegat"?
En om het nog wat raadselachtiger te maken, ik heb er gisteren verschillende "genomen" of "gepakt".
Antwoord via de comments.
Labels: Raadsel
7 Comments:
minnegat of dammegat :)
Hallo Luc,
deze namiddag hebben we dan hetzelfde gedaan (ik wel bij een collega landbouwer/gebuur). Morgenvroeg vlieg ik er weer in om daarna een handje toe te steken met het planten van de bloemkolen.
Als ik het goed voorheb is een "minnegat" de plaats in de omheining rond een weide waar zich het hekken bevind.
Groeten,
Lieven
Klaas en Lieven hebben al een juiste gok gedaan.
Hierbij nog een tip (van Klaas)
Een "minnegat" = een "dammegat".
Of zou het beghrijpen van deze woorden voorbehouden zijn aan de West Vlamingen?
Graag nog een paar oplossingen ....
Hallo Luc,
Graag een antwoord op uw minnegatprobleem. Een minnegat is niets anders dan een “mennegat”, de plaats paarden over een sloot naar een perceel werden “gemend”.
Mvg,
Jozef
Ik dacht aan een soort berm die niet begroeid is waardoor je de akker op en af kunt rijden!
Aan allen, bedankt voor jullie antwoord.
Het is inderdaad de plaats waar je toegang kan nemen tot een perceel, meestal over een gracht, ofwel de plaats waar men door de omheining kan gaan.
De uitleg van Jozef klinkt goed, de plaats waar de paarden heen werden "gemend".
Ik dacht aan een "minne"-gat, dat is een plaats "in der minne", die dus door meerdere mensen kon gebruikt worden.
Is er een linguist onder ons die de juiste oorsprong van het woord "minnegat" kan bevestigen?
In 'Het Woordenboek der Nederlandsche Taal online' heb ik het volgende gevonden:
mennegat, mennewegh zijn waarschijnlijk, ook vanwege den vorm, te beschouwen als samenst. met menne.
— In de jongere taal, waarin aan eene samenst. met het ww. in de eerste plaats wordt gedacht, komen voor: Menbeun, hetzelfde als wegbeun, verhevenheid of rug van den weg tusschen de wagensporen (zie Arch. v. Ned. Taalk. 1, 335 en 367)
mennegat, eigenlijk: de toegang tot den akker waarlangs men den oogst binnenhaalt; soms ook de weg over eigen land waarop men komt door het eigenlijke mennegat (zie b. v. V. LOVELING, in Nederland 1890, 1, 186); bij CORN.-VERVL.: ”de opening of toegang door eenen dam, houtkant of eene gracht, waar men van de baan op het land of den akker rijdt” (verg. ook DE BO [1873] en Loquela 10, 76 [1890], waar ook de vorm meegat wordt vermeld) (”Ik zou ze (zekere plek) blindelings vinden, 't is niet ver van het mennegat, op de oude vijfgemeet”, V. OVERLOOP, in Vlaanderen 2, 278; zegsw. ”het mennegat ingaan, sterven” (CORN.-VERVL.)
Nog een leestip misschien voor volgende winter: 'Het mennegat', verhalen(1994)van Herman Leenders. Verhalen over boerenperikelen, uiteraard...
Een reactie posten
<< Home